Case number | CAC-ADREU-008349 |
---|---|
Time of filing | 2022-10-25 16:16:21 |
Domain names | log1c-it.eu |
Case administrator
Organization | Iveta Špiclová (Czech Arbitration Court) (Case admin) |
---|
Complainant
Organization | Rinus Postma (Log1c-IT Netherlands) |
---|
Respondent
Organization | Dick Steffens (interludium) |
---|
Vul de gegevens in over andere gerechtelijke procedures, die volgens de informatie van her ADR Panel lopen of waarin beslist is en die betrekking hebben op de betwiste domeinnaam
Niet bekend.
Feitelijke situatie
Het Panel zal - voorzover nodig - onder beweringen van partijen en de behandeling en vaststelling ingaan op de feitelijke situatie.
De domeinnaam < log1c-it.eu> (de “Domeinnaam”) is op 13 mei 2022 geregistreerd.
De domeinnaam < log1c-it.eu> (de “Domeinnaam”) is op 13 mei 2022 geregistreerd.
A. Klager
Klager heeft eerst een zeer summiere klacht ingediend. Nadien heeft Klager zijn klacht gewijzigd. Voor zover relevant voor deze beslissing, voert Klager het volgende aan:
Klager, handelende onder de naam Log1c-IT, is een bedrijf dat is gaan samenwerken met Verweerder naar aanleiding van een succesvolle samenwerking in 2015 tot 2017 bij het televisieprogramma “Internetpesters Aangepakt.” Begin 2022 is Rinus Postma, director van Klager, in een zakelijk conflict terecht gekomen met Dick Steffens van Verweerder. Zij hebben de zakelijke samenwerking gestopt omdat zij het niet eens konden worden. Steffens van Verweerder is een financiële rechercheur en heeft buiten Verweerder om niets van doen met IT- of ICT-zaken zoals Klager dat wel heeft.
Verweerder heeft op 13 mei 2022 de Domeinnaam geregistreerd die volledig lijkt op de bedrijfsnaam en domeinnamen die door Klager worden gevoerd. Klager voert zelf: <Log1c-IT.nl>, <Log1c-it.com> en <log1c-it.net>.
Verweerder heeft per e-mail aangegeven dat hij van plan is samen te werken met een bedrijf uit Engeland dat ‘toevallig’ dezelfde naam draagt als Klager en dat hij dus zelf niets te maken heeft met het registreren van de Domeinnaam wat dus aantoonbaar (te bewijzen) is door middel van het WHOIS van de Domeinnaam Log1c-IT.eu.
Klager heeft geprobeerd Verweerder zover te krijgen dat hij de Domeinnaam overdraagt aan Klager, eventueel tegen betaling. Verweerder weigerde en gaf aan hij niet wilde dat ‘iemand’ anders hierover controle krijgt. Volgens de Nederlandse wet maakt Verweerder zich schuldig aan domein-spoofing, aangezien Verweerder de Domeinnaam gebruikt voor communicatie met Klagers cliënten.
A – Ingeroepen recht
Klager is rechthebbende op de handelsnaam “Log1c-IT Netherlands” evenals op een Benelux-merk en een Gemeenschapmerk (sic) die het “teken Log1c-IT bevatten”. Rekening moet gehouden worden met het tweede niveau van de Domeinnaam en niet met de “www” noch de “.eu” extensie bij de “beoordeling van de identiteit of gelijkenis tussen de in conflict zijnde tekens”.
B - Verweerder toont geen recht of gewettigd belang aan
Er is afwezigheid van rechten of van een gewettigd belang aan de kant van Verweerder, onder meer door het gebrek aan enige activiteit van Verweerder onder de benaming “log1c-it”. Verweerder betwist op geen enkele wijze de argumentatie aangehaald door Klager en met name de aanwezigheid van omstandigheden uit die erop wijzen dat de Domeinnaam voornamelijk is geregistreerd met het oog op het te kwader trouw schade toebrengen aan Klager.
C – Registratie of gebruik te kwader trouw
Registratie of gebruik van de Domeinnaam is te kwader trouw. Klager verwijst daarbij naar de inhoud van emailcorrespondentie tussen Klager en Verweerder.
Op grond van vorenstaande verzoekt Klager overdracht van de Domeinnaam aan Klager.
Klager heeft in reactie op Verweerder diverse stukken overgelegd, waaronder drie facturen waarin de domeinnaam <log1c-it.nl> wordt gebruikt en waarop een logo staat met de letters “Log1cIT”.
Klager, handelende onder de naam Log1c-IT, is een bedrijf dat is gaan samenwerken met Verweerder naar aanleiding van een succesvolle samenwerking in 2015 tot 2017 bij het televisieprogramma “Internetpesters Aangepakt.” Begin 2022 is Rinus Postma, director van Klager, in een zakelijk conflict terecht gekomen met Dick Steffens van Verweerder. Zij hebben de zakelijke samenwerking gestopt omdat zij het niet eens konden worden. Steffens van Verweerder is een financiële rechercheur en heeft buiten Verweerder om niets van doen met IT- of ICT-zaken zoals Klager dat wel heeft.
Verweerder heeft op 13 mei 2022 de Domeinnaam geregistreerd die volledig lijkt op de bedrijfsnaam en domeinnamen die door Klager worden gevoerd. Klager voert zelf: <Log1c-IT.nl>, <Log1c-it.com> en <log1c-it.net>.
Verweerder heeft per e-mail aangegeven dat hij van plan is samen te werken met een bedrijf uit Engeland dat ‘toevallig’ dezelfde naam draagt als Klager en dat hij dus zelf niets te maken heeft met het registreren van de Domeinnaam wat dus aantoonbaar (te bewijzen) is door middel van het WHOIS van de Domeinnaam Log1c-IT.eu.
Klager heeft geprobeerd Verweerder zover te krijgen dat hij de Domeinnaam overdraagt aan Klager, eventueel tegen betaling. Verweerder weigerde en gaf aan hij niet wilde dat ‘iemand’ anders hierover controle krijgt. Volgens de Nederlandse wet maakt Verweerder zich schuldig aan domein-spoofing, aangezien Verweerder de Domeinnaam gebruikt voor communicatie met Klagers cliënten.
A – Ingeroepen recht
Klager is rechthebbende op de handelsnaam “Log1c-IT Netherlands” evenals op een Benelux-merk en een Gemeenschapmerk (sic) die het “teken Log1c-IT bevatten”. Rekening moet gehouden worden met het tweede niveau van de Domeinnaam en niet met de “www” noch de “.eu” extensie bij de “beoordeling van de identiteit of gelijkenis tussen de in conflict zijnde tekens”.
B - Verweerder toont geen recht of gewettigd belang aan
Er is afwezigheid van rechten of van een gewettigd belang aan de kant van Verweerder, onder meer door het gebrek aan enige activiteit van Verweerder onder de benaming “log1c-it”. Verweerder betwist op geen enkele wijze de argumentatie aangehaald door Klager en met name de aanwezigheid van omstandigheden uit die erop wijzen dat de Domeinnaam voornamelijk is geregistreerd met het oog op het te kwader trouw schade toebrengen aan Klager.
C – Registratie of gebruik te kwader trouw
Registratie of gebruik van de Domeinnaam is te kwader trouw. Klager verwijst daarbij naar de inhoud van emailcorrespondentie tussen Klager en Verweerder.
Op grond van vorenstaande verzoekt Klager overdracht van de Domeinnaam aan Klager.
Klager heeft in reactie op Verweerder diverse stukken overgelegd, waaronder drie facturen waarin de domeinnaam <log1c-it.nl> wordt gebruikt en waarop een logo staat met de letters “Log1cIT”.
B. Verweerder
Verweerder voert verweer. Dit verweer wordt op ongebruikelijke wijze eerst alleen via “non-standard communicaties” ingediend en vervolgens na het verstrijken van de termijn met een inhoudelijke reactie middels een bezwaar tegen kennisgeving van niet-nakomen van verplichtingen door de Verweerder.
Dit verweer houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in:
Er zijn nog 24 domeinnamen met het element “log1c-it” beschikbaar. De Domeinnaamregistratie vond plaats omdat Verweerder al meer dan vier jaar “Log1c-it“ op zijn website <interludium-FII.com> heeft vermeld. Verweerder heeft nooit een website onder de naam “Log1c-it“ gehad. Volgens de Nederlandse Kamer van Koophandel is op het adres van Klager sinds 1 januari 2019 het bedrijf OSINT gevestigd geweest. Pas op 17 augustus 2022 heeft er een naamsverandering plaatsgevonden. OSINT heet sindsdien Log1c-it. Dit is vier maanden na de registratie van de Domeinnaam door Klager. Verweerder maakt reeds meer dan vier jaar gebruik van de naam “Log1c-it”. Verweerder meent daarom alle recht te hebben op de Domeinnaam. Omdat er nog zeker 24 domeinnamen met het element “log1c-it” beschikbaar zijn, begrijpt Verweerder niet dat de Klager ineens gebruik wil maken van de Domeinnaam.
Verweerder heeft een uittreksel uit het Handelsregister overgelegd waaruit blijkt dat het gebruik van de handelsnaam OSINT van Klager op 17 augustus 2022 tot een einde is gekomen.
Verweerder is wellicht bereid de Domeinnaam tegen een redelijke prijs te verkopen aan Klager.
Dit verweer houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in:
Er zijn nog 24 domeinnamen met het element “log1c-it” beschikbaar. De Domeinnaamregistratie vond plaats omdat Verweerder al meer dan vier jaar “Log1c-it“ op zijn website <interludium-FII.com> heeft vermeld. Verweerder heeft nooit een website onder de naam “Log1c-it“ gehad. Volgens de Nederlandse Kamer van Koophandel is op het adres van Klager sinds 1 januari 2019 het bedrijf OSINT gevestigd geweest. Pas op 17 augustus 2022 heeft er een naamsverandering plaatsgevonden. OSINT heet sindsdien Log1c-it. Dit is vier maanden na de registratie van de Domeinnaam door Klager. Verweerder maakt reeds meer dan vier jaar gebruik van de naam “Log1c-it”. Verweerder meent daarom alle recht te hebben op de Domeinnaam. Omdat er nog zeker 24 domeinnamen met het element “log1c-it” beschikbaar zijn, begrijpt Verweerder niet dat de Klager ineens gebruik wil maken van de Domeinnaam.
Verweerder heeft een uittreksel uit het Handelsregister overgelegd waaruit blijkt dat het gebruik van de handelsnaam OSINT van Klager op 17 augustus 2022 tot een einde is gekomen.
Verweerder is wellicht bereid de Domeinnaam tegen een redelijke prijs te verkopen aan Klager.
Behandeling en vaststelling
In overeenstemming met artikel B11(a) ADR-Voorschriften neemt het Panel een beslissing over de klacht op grond van de ingediende verklaringen en stukken en in overeenstemming met de Procedurevoorschriften.
Op grond van artikel B11(d) wijst het Panel de gevraagde voorzieningen toe indien Klager aantoont dat: (i) de Domeinnaam identiek of verwarringwekkend overeenstemt met de aanduiding ten aanzien waarvan een recht wordt erkend of vastgesteld door het nationale en/of communautaire recht; (ii) de domeinnaam door de Verweerder is geregistreerd zonder rechten op of gerechtvaardigde belang bij de domeinnaam; of (iii) de domeinnaam is geregistreerd of wordt gebruikt te kwader trouw.
De Klager moet de in artikel 21.1 van de in Verordening (EG) nr. 874/2004 (als gewijzigd), vereiste elementen aantonen. Uitgangspunt blijft dat Klager aan zijn bewijslast moet voldoen. Zie IV.7 van het Overview of CAC Panel Views on Selected Questions of the Alternative Dispute Resolution for .EU Domain Name Disputes, 2nd Edition (”CAC .EU Overview 2.0”).
Die bewijslast is overigens behoorlijk licht. Zoals ook is benoemd in I.17 van het CAC .EU Overview 2.0, geldt voor de bewijslast van het ontbreken van recht of gerechtvaardigd belang, in tegenstelling tot de exacte bewoordingen van paragraaf B11(d)(1) ADR-regels en naar analogie van de regels die zijn ontwikkeld door UDRP-panels, dat de Klager alleen hoeft aan te tonen dat er sprake is van een prima facie zaak. De zaak moet dus op het eerste gezicht duidelijk en onderbouwd zijn. Vervolgens verschuift de bewijslast naar de Verweerder.
Hetzelfde geldt min of meer voor de kwade trouw. De Klager moet bewijzen dat de Verweerder de Domeinnaam te kwader trouw heeft geregistreerd of heeft gebruikt en daarbij wordt meegenomen dat voor het bewijs uitgegaan wordt van een bepaalde afweging van waarschijnlijkheid.
Het Panel stelt vast dat de Klager eerst een veel te summiere klacht heeft ingediend. Vervolgens heeft Klager – na daarop gewezen te zijn - zijn klacht gewijzigd en aangevuld. Vervolgens heeft een discussie plaatsgevonden via allerhande non-standard-communicaties, gevolgd door een uiteindelijk meer formeel, maar te laat ingediend, verweer door Verweerder.
Kort gezegd zegt de Klager in de aangepaste klacht, dat hij een handelsnaam heeft, een Benelux- en een EU-merk, maar laat na dit te onderbouwen bij de aangepaste klacht, laat staan bewijsstukken te overleggen. Vervolgens stelt Klager dat een recht of gewettigd belang bij Verweerder ontbreekt en dat de registratie of het gebruik te kwader trouw is, met een verwijzing naar een aantal overgelegde communicaties tussen Klager en Verweerder dan wel een aantal vrij algemene stellingen.
In de alternatieve geschillenbeslechtingsprocedure over domeinnamen wordt het klagers makkelijker gemaakt dan in een gerechtelijke procedure, maar van klagers mag – ook in het kader van de rechtszekerheid - worden verwacht dat zij hun zaak deugdelijk onderbouwen en beargumenteren. Uitgangspunt is één schriftelijke ronde en van de klager mag worden verwacht dat hij anticipeert op bekende en mogelijke verweren van de Verweerder.
Klager heeft dat nagelaten. Klager, maar overigens ook Verweerder, hebben weinig hun best gedaan om de zaak duidelijk aan het Panel te presenteren.
Het is het Panel duidelijk dat partijen van mening verschillen over het gebruik van de benaming “log1c-it” en wie op die benaming (handels)naamrechten kan doen laten gelden. Verweerder betwist duidelijk dat Klager deze handelsnaam al voerde voor de datum van de Domeinnaamregistratie en stelt dat Verweerder die benaming al eerder zelf voerde.
Klager heeft expliciet gesteld rechthebbende te zijn op de handelsnaam “Log1c-IT Netherlands” evenals op een Benelux-merk en een Gemeenschapsmerk (thans geheten Uniemerk) die het teken Log1c-IT bevatten.
Het Panel stelt vooraleerst vast dat Klager geen enkele gegevens heeft overgelegd van enig Benelux-merk en/of Uniemerk, laat staan kopie van de registratiebewijzen heeft overgelegd. Een kort onderzoek van het Panel in de online-merkenregisters leverde op dat de Klager niet lijkt te beschikken over dergelijke merkregistraties. Het Panel merkt op dat de Klager in de klacht heeft verklaard dat alle in de klacht vermelde gegevens volledig en juist zijn.
Het Panel stelt hiermee vast dat de Klager het Panel onjuist heeft voorgelicht.
Dan blijft over dat Klager gesteld heeft rechthebbende te zijn op de handelsnaam “Log1c-IT Netherlands”, zonder in de aangepaste klacht daarvoor enige onderbouwing te verstrekken. Handelsnaamrechten ontstaan naar Nederlands recht inderdaad - zoals Klager ook later heeft aangevoerd - door het feitelijk gebruik voor een onderneming en niet door de inschrijving in het handelsregister. Zodoende moet het recht op een handelsnaam worden onderbouwd door bewijzen van gebruik van die handelsnaam.
Pas in de “derde ronde”, terwijl alternatievegeschillenbeslechtingsprocedures als deze uitgaan van één ronde, heeft Klager een drietal facturen overgelegd waarop een logo staat met de letters “Log1cIT”.
Gelet op de discussie tussen partijen over de gerechtigdheid tot de benaming “Log1c-IT, het duidelijk gevoerde verweer door Verweerder, de onjuiste mededelingen door Klager over de merkregistraties, acht het Panel de drie overgelegde facturen, die bovendien door hun opmaak en gegevens vragen over authenticiteit oproepen, onvoldoende overtuigend bewijs van het gebruik van de handelsnaam “Log1c-IT Netherlands”. Het Panel herhaalt dat het op het pad van de Klager had gelegen om meteen bij de klacht voldoende bewijs te overleggen. Er is na de vele rondes van discussie tussen partijen, geen ruimte meer voor verdere aanvulling van de feiten.
Het Panel oordeelt aldus dat Klager onvoldoende heeft bewezen überhaupt een recht te hebben. Zodoende heeft de Klager niet voldaan aan het eerste element, t.w. dat de Domeinnaam identiek of verwarringwekkend overeenstemt met de aanduiding ten aanzien waarvan een recht wordt erkend of vastgesteld door het nationale en/of communautaire recht.
Nu niet is voldaan aan het eerste element, komt het Panel niet toe aan de beoordeling van het tweede en derde element. Ten overvloede merkt het Panel op dat Klager ook hier te weinig heeft gedaan om die stellingen te onderbouwen en daarmee niet heeft voldaan aan zijn bewijslast.
Het Panel merkt eveneens ten overvloede op dat het maar de vraag is of een procedure als deze geschikt is om een geschil als tussen partijen loopt op te lossen, zelfs wanneer de feiten deugdelijk zouden zijn gepresenteerd. De ADR-Voorschriften lenen zich immers niet voor een uitgebreid feitenonderzoek door panels, zoals door het horen van getuigen. De systematiek onder ADR-Voorschriften is een kostenefficiënte oplossing voor in essentie domeinnaamkaping. Hoewel het gedrag van Verweerder op het eerste gezicht op domeinnaamkaping lijkt te duiden, zal hiervoor meer onderzoek nodig zijn.
Een zaak als deze is dan ook beter thuis bij de civiele rechter. Partijen zijn in hetzelfde land gevestigd en zijn vindbaar.
Het Panel zal daarom de zaak afwijzen, maar dat laat onverlet de rechten die Klager en Verweerder hebben om de zaak bij de rechter aanhangig te maken.
Op grond van artikel B11(d) wijst het Panel de gevraagde voorzieningen toe indien Klager aantoont dat: (i) de Domeinnaam identiek of verwarringwekkend overeenstemt met de aanduiding ten aanzien waarvan een recht wordt erkend of vastgesteld door het nationale en/of communautaire recht; (ii) de domeinnaam door de Verweerder is geregistreerd zonder rechten op of gerechtvaardigde belang bij de domeinnaam; of (iii) de domeinnaam is geregistreerd of wordt gebruikt te kwader trouw.
De Klager moet de in artikel 21.1 van de in Verordening (EG) nr. 874/2004 (als gewijzigd), vereiste elementen aantonen. Uitgangspunt blijft dat Klager aan zijn bewijslast moet voldoen. Zie IV.7 van het Overview of CAC Panel Views on Selected Questions of the Alternative Dispute Resolution for .EU Domain Name Disputes, 2nd Edition (”CAC .EU Overview 2.0”).
Die bewijslast is overigens behoorlijk licht. Zoals ook is benoemd in I.17 van het CAC .EU Overview 2.0, geldt voor de bewijslast van het ontbreken van recht of gerechtvaardigd belang, in tegenstelling tot de exacte bewoordingen van paragraaf B11(d)(1) ADR-regels en naar analogie van de regels die zijn ontwikkeld door UDRP-panels, dat de Klager alleen hoeft aan te tonen dat er sprake is van een prima facie zaak. De zaak moet dus op het eerste gezicht duidelijk en onderbouwd zijn. Vervolgens verschuift de bewijslast naar de Verweerder.
Hetzelfde geldt min of meer voor de kwade trouw. De Klager moet bewijzen dat de Verweerder de Domeinnaam te kwader trouw heeft geregistreerd of heeft gebruikt en daarbij wordt meegenomen dat voor het bewijs uitgegaan wordt van een bepaalde afweging van waarschijnlijkheid.
Het Panel stelt vast dat de Klager eerst een veel te summiere klacht heeft ingediend. Vervolgens heeft Klager – na daarop gewezen te zijn - zijn klacht gewijzigd en aangevuld. Vervolgens heeft een discussie plaatsgevonden via allerhande non-standard-communicaties, gevolgd door een uiteindelijk meer formeel, maar te laat ingediend, verweer door Verweerder.
Kort gezegd zegt de Klager in de aangepaste klacht, dat hij een handelsnaam heeft, een Benelux- en een EU-merk, maar laat na dit te onderbouwen bij de aangepaste klacht, laat staan bewijsstukken te overleggen. Vervolgens stelt Klager dat een recht of gewettigd belang bij Verweerder ontbreekt en dat de registratie of het gebruik te kwader trouw is, met een verwijzing naar een aantal overgelegde communicaties tussen Klager en Verweerder dan wel een aantal vrij algemene stellingen.
In de alternatieve geschillenbeslechtingsprocedure over domeinnamen wordt het klagers makkelijker gemaakt dan in een gerechtelijke procedure, maar van klagers mag – ook in het kader van de rechtszekerheid - worden verwacht dat zij hun zaak deugdelijk onderbouwen en beargumenteren. Uitgangspunt is één schriftelijke ronde en van de klager mag worden verwacht dat hij anticipeert op bekende en mogelijke verweren van de Verweerder.
Klager heeft dat nagelaten. Klager, maar overigens ook Verweerder, hebben weinig hun best gedaan om de zaak duidelijk aan het Panel te presenteren.
Het is het Panel duidelijk dat partijen van mening verschillen over het gebruik van de benaming “log1c-it” en wie op die benaming (handels)naamrechten kan doen laten gelden. Verweerder betwist duidelijk dat Klager deze handelsnaam al voerde voor de datum van de Domeinnaamregistratie en stelt dat Verweerder die benaming al eerder zelf voerde.
Klager heeft expliciet gesteld rechthebbende te zijn op de handelsnaam “Log1c-IT Netherlands” evenals op een Benelux-merk en een Gemeenschapsmerk (thans geheten Uniemerk) die het teken Log1c-IT bevatten.
Het Panel stelt vooraleerst vast dat Klager geen enkele gegevens heeft overgelegd van enig Benelux-merk en/of Uniemerk, laat staan kopie van de registratiebewijzen heeft overgelegd. Een kort onderzoek van het Panel in de online-merkenregisters leverde op dat de Klager niet lijkt te beschikken over dergelijke merkregistraties. Het Panel merkt op dat de Klager in de klacht heeft verklaard dat alle in de klacht vermelde gegevens volledig en juist zijn.
Het Panel stelt hiermee vast dat de Klager het Panel onjuist heeft voorgelicht.
Dan blijft over dat Klager gesteld heeft rechthebbende te zijn op de handelsnaam “Log1c-IT Netherlands”, zonder in de aangepaste klacht daarvoor enige onderbouwing te verstrekken. Handelsnaamrechten ontstaan naar Nederlands recht inderdaad - zoals Klager ook later heeft aangevoerd - door het feitelijk gebruik voor een onderneming en niet door de inschrijving in het handelsregister. Zodoende moet het recht op een handelsnaam worden onderbouwd door bewijzen van gebruik van die handelsnaam.
Pas in de “derde ronde”, terwijl alternatievegeschillenbeslechtingsprocedures als deze uitgaan van één ronde, heeft Klager een drietal facturen overgelegd waarop een logo staat met de letters “Log1cIT”.
Gelet op de discussie tussen partijen over de gerechtigdheid tot de benaming “Log1c-IT, het duidelijk gevoerde verweer door Verweerder, de onjuiste mededelingen door Klager over de merkregistraties, acht het Panel de drie overgelegde facturen, die bovendien door hun opmaak en gegevens vragen over authenticiteit oproepen, onvoldoende overtuigend bewijs van het gebruik van de handelsnaam “Log1c-IT Netherlands”. Het Panel herhaalt dat het op het pad van de Klager had gelegen om meteen bij de klacht voldoende bewijs te overleggen. Er is na de vele rondes van discussie tussen partijen, geen ruimte meer voor verdere aanvulling van de feiten.
Het Panel oordeelt aldus dat Klager onvoldoende heeft bewezen überhaupt een recht te hebben. Zodoende heeft de Klager niet voldaan aan het eerste element, t.w. dat de Domeinnaam identiek of verwarringwekkend overeenstemt met de aanduiding ten aanzien waarvan een recht wordt erkend of vastgesteld door het nationale en/of communautaire recht.
Nu niet is voldaan aan het eerste element, komt het Panel niet toe aan de beoordeling van het tweede en derde element. Ten overvloede merkt het Panel op dat Klager ook hier te weinig heeft gedaan om die stellingen te onderbouwen en daarmee niet heeft voldaan aan zijn bewijslast.
Het Panel merkt eveneens ten overvloede op dat het maar de vraag is of een procedure als deze geschikt is om een geschil als tussen partijen loopt op te lossen, zelfs wanneer de feiten deugdelijk zouden zijn gepresenteerd. De ADR-Voorschriften lenen zich immers niet voor een uitgebreid feitenonderzoek door panels, zoals door het horen van getuigen. De systematiek onder ADR-Voorschriften is een kostenefficiënte oplossing voor in essentie domeinnaamkaping. Hoewel het gedrag van Verweerder op het eerste gezicht op domeinnaamkaping lijkt te duiden, zal hiervoor meer onderzoek nodig zijn.
Een zaak als deze is dan ook beter thuis bij de civiele rechter. Partijen zijn in hetzelfde land gevestigd en zijn vindbaar.
Het Panel zal daarom de zaak afwijzen, maar dat laat onverlet de rechten die Klager en Verweerder hebben om de zaak bij de rechter aanhangig te maken.
Beslissing
Om bovengenoemde redenen heeft het Panel in overeenstemming met de § B12 (b) en (c) van de ADR-Voorschriften besloten tot afwijzing van de Klacht.
PANELISTS
Name | Willem J.H. Leppink |
---|
Datum Arbitrage-beslissing
2022-10-25