Case number | CAC-ADREU-008625 |
---|---|
Time of filing | 2024-07-20 14:11:45 |
Domain names | rami.eu |
Case administrator
Organization | Iveta Špiclová (Czech Arbitration Court) (Case admin) |
---|
Complainant
Name | Rami Hleihel |
---|
Respondent
Organization | Evolution Media e.U. |
---|
Respondent representative
Organization | Marthe Hoek (Legalloyd) |
---|
De partijen hebben geen medelingen gedaan over andere gerechtelijke procedures die lopen of beslist zijn.
De volgende feiten zijn onbetwist.
Klager heeft de nationaliteit van de Bondsrepubliek Duitsland en draagt de voornaam RAMI. Dit blijkt uit het - na door de Verweerster ingediende Reactie op klacht - door Klager overgelegde nationale identiteitsbewijs.
Verweerder is een bedrijf dat actief is in de handel in domeinnamen. Evolution Media is volledig in eigendom van de heer Jank. De heer Jank is sinds 2005 actief in de handel in domeinnamen.
Verweerder heeft de domeinnaam <rami.eu> (Domeinnaam), geregistreerd op 10 augustus 2011.
De Domeinnaam wordt momenteel te koop aangeboden op Dan.com en Sedo.com. Bij het opzoeken van de Domeinnaam wordt de internetgebruiker doorgeleid naar een simpele website waar de domeinnaam op een waarde van EUR 1.999 wordt gewaardeerd. Via deze website is het mogelijk om direct de Domeinnaam aan te schaffen voor de hierboven aangegeven prijs.
Klager en Verweerder zijn nog in contact geweest over de eventuele koop van de Domeinnaam, maar zij hebben geen akkoord bereikt.
Ten eerste wijst Klager erop dat de betwiste Domeinnaam identiek is aan zijn voornaam "Rami" en dat de Domeinnaam van groot belang is voor hem, voor zijn persoonlijk en professioneel gebruik.
Ten tweede stelt Klager dat de Domeinnaam al jaren inactief is en dat de Domeinnaam slechts te koop wordt aangeboden. Klager stelt dat sprake is van een registratie te kwader trouw, aangezien de Domeinnaam niet voor legitiem gebruik wordt ingezet. Klager stelt dat Verweerder geen recht of legitiem belang heeft bij de Domeinnaam. Volgens Klager handelt Verweerder niet te goeder trouw ten aanzien van de Domeinnaam en is hij alleen geïnteresseerd in het maken van winst door deze voor een exorbitant bedrag te verkopen.
In reactie op Verweerders Reactie op klacht, heeft Klager nog aanvullende argumenten aangevoerd en een onderbouwing gegeven aan zijn argument dat hij rechten heeft op zijn voornaam door ook een kopie van zijn identificatiebewijs te overleggen.
In het bijzonder wijst Klager erop dat "persoonlijke namen" worden beschermd; persoonlijke namen, waaronder voornamen, worden beschermd als een element van de persoonlijke identiteit door verschillende nationale en internationale rechtsnormen. Het recht op een naam is een fundamenteel recht dat wordt erkend door de meeste juridische systemen. Klager wijst hierbij op de onder meer artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) dat het recht op eerbiediging van privé- en familieleven beschermt, waaronder het recht op een naam, alsmede op Verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 (Algemene Verordening Gegevensbescherming, AVG) dat persoonsgegevens beschermt, waaronder "persoonlijke namen".
Ook verwijst klager naar diverse wetgeving in Nederland, Duitsland, Frankrijk en Slovenië. Voor wat betreft Nederland verwijst Klager naar artikel 1:5 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en voor wat betreft Duitsland naar artikel 12 van het Duitse Burgerlijk Wetboek (BGB) dat het recht op een naam beschermt en en bepaalt dat iemand die wordt verhinderd in het gebruik van zijn naam, juridische stappen kan ondernemen om deze belemmering te stoppen.
Verweerster stelde in de aanvankelijke Reactie op klacht dat Klager geen recht heeft dat wordt erkend of vastgesteld door het nationale recht van een Lidstaat en of het Europese Unierecht. Zij voert aan dat op grond van de ADR-voorschriften de Klager dient aan te tonen dat hij een recht heeft op een domeinnaam dat wordt erkend of vastgesteld door het recht van een Lidstaat of het Europese recht. Dit recht heeft Klager aldus Verweerder niet onderbouwd.
Verder voert Verweerster aan dat de Klager slechts stelt dat Rami zijn voornaam is, maar dat hij ook dit verder niet heeft onderbouwd.
Verweerster voert bovendien aan dat zij een gerechtvaardigd belang heeft ten aanzien van de domeinnaam. Het te koop aanbieden van een domeinnaam is, zo voert zij aan, een gerechtvaardigd belang. Ter onderbouwing van het bovenstaande verwijst Verweerster naar de ADR-voorschriften, WIPO-jurisprudentie (en het zogeheten WIPO Overview 3.0) en de bedoeling van de Europese wetgever.
Ten aanzien van de gestelde kwade trouw stelt Verweerster dat Klager onvoldoende heeft aangetoond dat de Verweerster te kwader trouw heeft gehandeld. Daarnaast stelt Verweerster dat zij de Domeinnaam te goeder trouw heeft geregistreerd. Het te koop aanbieden van een domeinnaam is namelijk legitieme handel. Hiertoe verwijst zij naar de WIPO Overview 3.0 paragraaf 3.1.1.
Tegen de (aanvullende) reactie op de Reactie op Klacht van de Klager heeft Verweerster bezwaar gemaakt. Zij voert hiertoe aan dat het de algemene consensus is van het WIPO en de CAC dat aanvullende informatie onwenselijk is, zeker als die informatie al bekend is. Zij verwijst hiertoe naar Jurisprudential Overview 3.0 paragraaf 4.6 en het CAC .EU Overview 2.0 paragraaf I.12.
De omvang van het zaaksdossier
Klager heeft pas, in reactie op de Reactie op de Klacht zijdens Verweerster, zijn identiteitsbewijs overgelegd en nadere onderbouwing gegeven van zijn recht op de naam "Rami". Het Panel dient eerst te bepalen of deze reactie op de Reactie op de Klacht deel moet uitmaken van het zaaksdossier, zeker nu Verweerster hiertegen bezwaar heeft gemaakt.
Ingevolge Paragraaf B 8 van de ADR-regels kan een Panel om aanvullende argumenten of documenten vragen. In de onderhavige zaak is er geen verzoek geweest van het Panel om aanvullende informatie, maar heeft Klager dit wel aangeleverd.
Uit de CAC .EU Overview 2.0, paragraaf I.12 blijkt dat het vaste rechtspraak is aanvullende stukken worden toegestaan als het simpelweg niet eerder mogelijk was deze aan te leveren. Dit sluit aan bij internationaal aanvaarde principes in domeinnaamgeschillen, namelijk dat het uitgangspunt is "one bite at the apple", met andere woorden een klager wordt geacht zijn zaak volledig en in één keer te presenteren in de klacht en moet daarbij eventuele verweren van een verweeerder voorzien (zie ook de beslissing in het het drieledig panel in Cordelco N.V. v. I. Overtoom, WIPO Case No. D2022-2554).
In de onderhavige zaak had Klager het bewijs van zijn naam en zijn beweerde recht op de naam Rami gemakkelijk bij de Klacht kunnen aanleveren. Hij heeft dit echter nagelaten.
De verdere beoordeling
Klager heeft aldus alleen tijdig aangevoerd dat de Domeinnaam van groot belang voor hem is, aangezien deze - in de woorden van Klager - zijn voornaam vertegenwoordigt en potentieel van grote waarde is voor zijn persoonlijke en professionele gebruik.
Dit is evident te weinig om te kunnen vaststellen Klager een recht heeft dat in het Unie- of nationale recht is vastgelegd.
Reeds om die reden moet het Panel de Klacht afwijzen en is het niet noodzakelijk in te gaan op hetgeen verder door partijen naar voren is gebracht.
Ten overvloede
Ten overvloede wijst het Panel erop dat klagers zich in het algemeen, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan, in het kader van een domeinnaamgeschil als het onderhavige, kunnen beroepen op rechten op hun achternaam (geslachtsnaam) ook wel aangeduid als "family name" ( zie CAC .EU Overview 2.0, paragraaf II.9).
Het Panel wijst er wel op dat dit zeker geen uitgemaakte zaak is ten aanzien van een voornaam en wijst erop dat "Rami" de voornaam van Klager is en niet zijn achternaam of volledige naam. Een beroep op bescherming van een voornaam om zo te dienen als een recht dat in het Unie- of nationale recht is vastgelegd, had zeker een nadere onderbouwing vereist en het had op de weg van de Klager gelegen om dit naar voren te brengen. Het Panel erkent dat ook voornamen vallen onder de bescherming van het privé- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM (zie ook EHRM 24 oktober 1996, NJ 1997/324 (Guillot)), maar vooralsnog vraagt het Panel zich af of dit recht op de voornaam dan een jegens een derde in te roepen recht is. Klager heeft verwezen naar artikel 1:5 van het (Nederlands) BW, maar dat artikel ziet op de geslachtsnaam (achternaam) en niet op voornamen. Artikel 1:8 BW bepaalt dat iemand die de naam van een ander zonder diens toestemming voert, onrechtmatig handelt jegens die persoon, wanneer hij daardoor de schijn wekt die ander te zijn of tot diens geslacht of gezin te behoren. Het valt moeilijk in te zien dat zonder bijkomende omstandigheden, dit de drager van een voornaam een recht zou geven zich te verzetten tegen anderen die dezelfde naam als voornaam of anderszins zouden willen voeren.
Ten aanzien van het Duitse recht, en dat is het recht waaraan Klager als onderdaan van de Bondsrepubliek Duitsland, de mogelijke bescherming van zijn voornaam zou moeten ontlenen, geldt dat het Panel uit kort onderzoek begrijpt dat het door Klager aangehaalde artikel 12 BGB slechts de burgerlijke naam (bürgerliche Namen) beschermt en dat deze burgerlijke naam in beginsel bestaat uit de familienaam en minstens één voornaam.
Daarmee zou zelfs de Klacht zelfs moeten worden afgewezen, wanneer de reactie op de Reactie van de Klacht zou zijn toegelaten als deel van het zaaksdossier.
Om bovengenoemde redenen heeft het Panel in overeenstemming met de § B12 (b) en (c) van de ADR-Voorschriften besloten tot afwijzing van de Klacht.
PANELISTS
Name | Willem Leppink |
---|